Montagehaken:

• Er worden 210 haken gebruikt voor de montage op de balk, randen of planken, deze worden gebogen om een juiste helling van de goot te verkrijgen (3-5 mm/ml).
• Combihaken worden gebruikt voor directe montage op de voorste balk, waarbij een juiste helling van de goot wordt aangehouden (3-5 mm/ml).
• De haken worden om de 60-90 cm bevestigd en de eindhaken bevinden zich op een afstand van ongeveer 10 cm van het uiteinde van de goot.
• Vergeet niet om één haak aan elke kant van de beugel te plaatsen.
• De installatie van de haken begint met het bevestigen van de eindhaken, daartussen ligt dan een touwtje om de lijn te markeren voor de montage van de andere haken.
• Bij gebruik van twee regenpijpen worden de haken in het midden gemonteerd, waarbij de helling naar de twee regenpijpen wordt aangehouden.

Montage van goten, beugels en deksels:

• Plaats de dakgoten en de beugels, te beginnen met de dakgoot waarop de kop al gemonteerd is, door de buitenkant van de dakgoot in het gat van de haak te steken en vervolgens de buitenrand in het slot te drukken. Bevestig vervolgens de andere gootdelen en beugels.
• Koppelingen van de goten worden aan de achterkant van de goot geklemd, zodat de pakking in het midden van de koppeling zit. Installeer vervolgens de klemmen voor de voorkant van het tweede gootdeel of beugel, sluit de koppeling en zet deze vast door de plaat te buigen.
• Gootdelen en beugels worden op een onderlinge afstand van 2-3 mm geplaatst om voor het uitzetten en krimpen van de goot door temperatuurveranderingen te compenseren.
• Aan de uiteinden van de goot worden kappen geplaatst, waarbij wat siliconekit of mastiek in de boogvormige uitsparingen wordt aangebracht. Plaats vervolgens de delen en druk de voorste nok op de rand van de goot, de achterste nok buigt achter de goot.

Hulpstukken monteren:

• Zet het aansluitpunt op de dakgoot en snijd vervolgens met een ijzerzaag of een handtang de ronding van het gat af (let op: gebruik hiervoor geen cirkelzaag of flex zaagmachine).
• Snijkanten worden naar buiten gebogen, zodat het water naar de goot kan stromen.
• Installeer de aansluiting op de goot door de gevouwen rand in de buitenbocht van de goot te steken. Druk vervolgens de verbinding op de goot en installeer deze door de uiteinden van de platen naar de binnenrand van de goot te buigen.

Montage van regenpijpen:

• Bevestig een touw aan de muur waarlangs de regenpijp moet worden geplaatst. Breng vervolgens de regenpijpbeugel aan, geef de klemplaats aan en bereid de montagegaten voor.
• De beugel wordt gemonteerd met pluggen. Als het product op een muur van thermische isolatie, zoals polystyreen, wordt gemonteerd, moet het anker met de juiste lengte worden gebruikt.
• De eerste beugel wordt direct 150 mm onder de elleboog gemonteerd en de laatste beugel net voor de afvoer. De maximale afstand tussen de beugels mag niet meer dan 2 m bedragen.
• Bevestig na het installeren van de regenpijpen de beugels met een stuk hout op de regenpijp.
• Monteer aan het uiteinde van de regenpijp de afvoer, of als het water op de riolering wordt geloosd, een buis met flens.
• Let op: vergeet niet om de goten goed schoon te maken van afgeknipte plaatschroot of metaalschroot. Het achtergebleven vuil zal gaan roesten en verkleuring van het metalen plaatoppervlak veroorzaken.

Technische eigenschappen